Jeppe (Eise zn) Teensma

* 25-11-1861 te Nieuwendam; † 2-6-1939 te Schiermonnikoog
z.v. Eise Jeppe Carst Teensma (1833-1916) en Reintje Hoeksma (1838-1870)
∞ 7-4-1892 te Amsterdam met:
Lollina Hoeksma.
* 22-2-1867 te Amsterdam; † 25-4-1951 te Schiermonnikoog.
d.v. Christiaan Hoeksma. (1830-1881) en Geertruida Jaski (1838-1910)

Het gezin woonde in Nieuwendam toen de moeder van Jeppe overleed in 1870. Jeppe was 9 jaar en zijn vader zwierf ergens op zee. De opvoeding van 3 kinderen werd waargenomen door de grootmoeder Aukje Carst, op Schiermonnikoog.
Op 15e jarige leeftijd gaat Jeppe naar de kweekschool voor de zeevaart in Amsterdam voor een degelijke opleiding om ook te kunnen varen op stoomschepen.
Hij verlaat de school 3 jaar later met een waardering voor zijn goede cijfers. Hij krijgt een octant en een stel overzeilers ingebonden als atlas. Een overzeiler is een zeekaart gebruikt bij het oversteken van grote watervlakken. Zijn eerste reis maakt hij op het volschip Noach V naar de Oost onder kapitein Van Looyen. Het schip vertrok uit Holland 7-10-1879 en bereikte na 81 dagen Straat Soenda. Hoewel het Suezkanaal al vanaf 1869 voor de scheepvaart beschikbaar was, kozen de zeilschepen nog de oude route rond om Kaap De Goede Hoop. De kanaalgelden en de voor zeilschepen onvoordelige aanlooproutes naar het kanaal speelden daarbij een rol. De toekomst zag men toen al in het voordeel van de stoomvaart. De stoomschepen behoorden meestal toe aan de scheepvaartmaatschappijen.
Na een paar jaar te hebben dienst gedaan op de zeilschepen, nodig voor het behalen van een stuurmansdiploma, stapt Jeppe Teensma over en treedt hij in dienst van de Stoomvaart Mij. Nederland te Amsterdam. Het dienstverband bij een lijnvaartrederij doet denken aan dat van een ambtenaar. Op zijn beurt wordt hij bevorderd. In tegenstelling tot de langzame promotie op de lijnvaart kon een stuurman op de wilde vaart wel eens het geluk hebben dat hier of daar onverwacht een plaats als kapitein open viel.Die kansen kwamen er in de jaren na 1895. Een snelle promotie zat er voor Jeppe echter niet in. De Stoomvaart Mij. Nederland werd opgericht in 1870 en zou een geregelde dienst onderhouden tussen Nederland en de Nederlandse Koloniën in Azie. Er werd gevaren met passagiers en vrachtschepen. De scheepvaartroute liep van Amsterdam voor passagiersschepen via Genua, Port Said, Colombo op Ceylon, Sabang naar Batavia en langs dezelfde route terug. De vrachtschepen hadden in grote lijnen dezelfde route, maar waren meer vrij in hun bewegingen. Een rondreis duurde ongeveer drie maanden, gevolgd door ongeveer drie weken verblijf in Nederland. Deze regeling was gunstiger voor de zeelieden en hun gezinnen. Wij zien Jeppe Teensma in 1903 voor het eerst als kapitein (hij is dan al 42 jaar) op het ss Madoera metende 3351 bruto en 2594 tonnen netto, gebouwd in 1897.
In 1904 op het ss Koning Willem III metende bruto 3793 tonnen en netto 2585 tonnen, gebouwd in 1900.
In 1905 op het ss Koningin Regentes bruto 3793 tonnen, netto 2585, gebouwd in 1894.
Van 1906-1909 op het ssKoning Willem II bruto 4293 en netto 2684 tonnen, gebouwd in 1900.
In 1910 op het ss Vondel bruto 5847 en netto 3713 tonnen, gebouwd in 1907.
In 1911 is hij 2 keer uitgevaren als kapitein op het vlaggen schip van de maatschappij de Prinses Juliana. Helaas moest hij in verband met ziekte op beide reizen in Batavia achter blijven. Dit werden dan ook de laatste 2 reizen.
Van 1911-1914 is hij inspecteur voor schadegevallen in de lading geweest voor de maatschappij.
Na enig avontuur koopt hij een landgoed in Gaasterland en verhuisd daarheen in Augustus 1914. Daar laat hij 7« ha hakhout veranderen in een fruitbedrijf annex kippenfokkerij. De verwachtingen stelden teleur. Het roer werd in 1916 omgegooid.
Een andere koers werd uitgezet. Teensma werd directeur van de Prins Hendrik Stichting in Egmond aan Zee. Dit was een opvang voor oude behoeftige zeelieden. Hij blijft daar tot 1922. Dan is zijn jongste zoon ook het zeegat uitgegaan.
Op 61-jarige leeftijd scheidt hij er voor goed mee uit. Hij gaat de rest van zijn leven op het eiland doorbrengen. Al is hij in Nieuwendam geboren, zijn vrouw en alle kinderen in Holland, toch wordt het eiland uitverkoren omdat het de vertrouwde grond is en de vertrouwde omgeving.
Op één van zijn reizen naar de Oost is er onder de passagiers een Russische zendeling. Op een goede dag vertelt deze aan de kapitein: Ik heb met een Teensma in Rusland in de gevangenis gezeten? Wie kan dit zijn geweest?
Als kapitein is men mede-verantwoordelijk voor alle overtredingen en misdrijven door de bemanning of passagiers bedreven. Op de thuisreis had één van de passagiers een pond ruwe kaneelbast meegenomen naar Nederland. Waarde misschien een kwartje. De invoer van specerijen, tabak en lucifers waren zwaar belast met accijns in Italië. De betreffende passagier, onkundig met de gevolgen, had de kaneel niet achter zegel laten opbergen. De douane vond de buit en maakte proces-verbaal op, ook tegen de kapitein. Mee naar het cachot. Door snelle tussenkomst van de consul van Nederland werden zij vrijgelaten. De boetes van duizenden lires werden omgezet in een vergoeding aan de betreffende douane voor betoonde ijver. Het pond kaneel werd verbeurd verklaard.